De Italiaanse mededingingsautoriteit heeft Giorgio Armani een boete van 3,5 miljoen euro opgelegd omdat uitspraken over ethische en sociale verantwoordelijkheid niet overeenkwamen met de daadwerkelijke werkomstandigheden bij leveranciers.
Onderaannemers
Volgens de Italiaanse toezichthouder presenteerden Giorgio Armani en dochteronderneming GA Operations zichzelf de afgelopen drie jaar actief als voorbeelden op het gebied van duurzaamheid en ethiek, zowel in publiekscommunicatie als op hun bedrijfswebsite “Armani Values”. Daarbij benadrukten ze het belang van goede arbeidsomstandigheden en veiligheid van werknemers als centrale merkwaarden.
De mededingingsautoriteit oordeelt nu echter dat die informatie ontoereikend en misleidend voor consumenten was. Een aanzienlijk deel van de productie van Armani-leren tassen en accessoires wordt namelijk uitbesteed aan externe leveranciers en onderaannemers, die het niet al te nauw namen met de verplichte veiligheidsvoorzieningen. Werknemers moesten aan de slag in onveilige en onhygiënische werkomstandigheden, soms was er ook sprake van zwart werk.
In beroep
Het feit dat medewerkers van GA Operations regelmatig controles uitvoerden bij deze onderaannemers, wijst op een duidelijk bewustzijn van de situatie bij het moederbedrijf, zegt de toezichthouder. In een interne nota van Giorgio Armani uit 2024 werd gesteld: “In het beste geval bevindt de werkomgeving zich op het randje van acceptabel, terwijl er op andere plekken serieuze zorgen zijn over geschiktheid en hygiëne.”
Naar aanleiding van deze bevindingen adviseerde de rechtbank in Milaan in juni 2024 om Italiaanse luxemerken te bewegen tot strengere controle op hun leveranciers. Een brede aanpak moet moeten zorgen de volledige keten zich aan de arbeidswetgeving houdt. Giorgio Armani is het niet eens met het vonnis. Het modehuis “neemt met verbazing en teleurstelling kennis van de beslissing” en gaat in beroep. Het bedrijf zegt met de “grootst mogelijke openheid en transparantie” te handelen.


